Moedertaal: taal van het land waar iemand geboren is.[1] Maar dat is niet het enige kenmerk.
Je moedertaal is doorgaans ook de taal waarin je de grootste woordenschat bezit. De taal die je als klein kind leert, deels nog voordat je formeel onderwijs geniet. Moedertaalverwerving verloopt dan ook min of meer natuurlijk. Er wordt binnen de taalkunde zelfs gesproken van een ‘kritieke periode’: “volgens de kritieke periode hypothese ben je slechts een bepaalde periode van je leven in staat een taal op moedertaalniveau te leren”.[2] Deze periode loopt van pakweg het tweede levensjaar tot het begin van de puberteit. Daarna verloopt taalverwerving minder vanzelfsprekend.
Meertaligheid
Vaak verwerven kinderen van ouders met verschillende moedertalen beide talen als hun moedertaal. Het vermogen van kinderen om in een bepaalde periode van hun leven taal op natuurlijke wijze te leren, stelt ze dus ook in staat om meerdere talen naast elkaar te leren, wanneer ze hieraan voldoende worden blootgesteld. Maar ook wanneer je kind bent van ouders die dezelfde moedertaal delen en je een tweede taal leert na de kritieke periode, ben je nog in staat tot meertaligheid. Echter, die tweede taal zal dan waarschijnlijk niet dezelfde kwaliteit en woordomvang hebben als de moedertaal. Daarom wordt het proces ernaartoe tweedetaalverwerving genoemd.
Maar wanneer is taalbeheersing eigenlijk volledig?
Want zeg nou zelf: de taalbeheersing van de ene persoon is niet gelijk aan die van de andere persoon. Hoe verhoudt bijvoorbeeld iemands moedertaalbeheersing van het Engels, wanneer diegene sinds zijn twaalfde al tientallen jaren in Nederland woont en zich voornamelijk actief bezighoudt met het Nederlands, zich tot de tweedetaalbeheersing van het Engels door een Nederlander die vanaf zijn twaalfde even lang in Engeland woont? Taalverwerving en -beheersing zijn immers (naast de kritieke periode en het aanwezige taalaanbod) ook afhankelijk van de taalverwervingscapaciteiten die iemand al dan niet heeft. Niet alleen tijdens de kritieke periode, maar ook erna. Iemand met een groot taalgevoel zal er beter in slagen een tweede taal te verwerven dan iemand die deze capaciteit in mindere mate bezit.
Té stellig
Vandaar dat ik me al meer dan eens heb afgevraagd of het mogelijk is dat iemand met die capaciteit wat de tweede taal betreft tóch het moedertaalniveau benadert, wanneer hij of zij als tiener of volwassene geruime tijd in het land van de tweede taal woont. Een onderzoek uitgevoerd door dr. Sonja van Boxtel, waarmee zij in 2005 promoveerde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, lijkt dit idee te bevestigen.[3] Zij toonde met haar onderzoek namelijk aan dat bepaalde mensen met bepaalde kenmerken en onder bepaalde omstandigheden wel degelijk in staat waren na hun twaalfde een tweede taal op moedertaalniveau te leren. Daarom lijkt mij de stelling, dat een taal na de kritieke periode per definitie niet meer te leren is als moedertaal, té stellig. Meer onderzoek op dit gebied zou in mijn ogen dan ook zeker zinvol en interessant zijn.
[1] Bron: http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=moedertaal&lang=nn#.VwuQCXpX3dQ
[2] Bron: http://www.kennislink.nl/publicaties/de-kritieke-periode
[3] Bron: http://www.kennislink.nl/publicaties/nooit-te-oud-om-te-leren-1